Vaak horen we dat de eerste betrekkingen tussen het Ottomaanse Rijk en de Nederlanden, de komst was van de eerste officiële ambassadeur van Nederland naar Istanbul in 1612. Maar de vroegste betrekkingen gaan nog eens 46 jaar terug en zijn veel interessanter. Deze betrekkingen liggen aan de basis van de onafhankelijkheidsstrijd van de Verenigde Nederlandse Provinciën tegen het katholieke Spaanse Rijk waarvan zij deel uitmaakten. Toen protestantse groepen opkwamen binnen de katholieke wereld, werden hun volgelingen meedogenloos vervolgd, en duizenden Nederlanders werden op gruwelijke wijze op de brandstapel vermoord.

ITijdens de Beeldenstorm, die begon in augustus 1566, droegen de protestanten zilveren halve manen aan hun kleren en riepen in koor, “Halve manen op de mouw, Liever Turks dan Papauw!” Twee maanden later, in oktober, ontvingen de Staten Generaal een brief van sultan Süleyman de Grote waarin hij politieke en financiële steun toezegde voor hun strijd voor onafhankelijkheid van het katholieke Spaanse rijk.
De steun van de sultan voor de Nederlanders was geregeld door Joseph Nasi, een oude vriend van de leider van de Nederlandse onafhankelijkheidsstrijd, Willem van Oranje. Joseph Nasi was uit Antwerpen gevlucht in afwachting van de gevreesde Spaanse Inquisitie en had zich in Istanbul gevestigd als adviseur van de sultan. Na de eerste steunbrief overleed Süleyman de Grote. Willem van Oranje stuurde delegaties naar de opvolgende sultans om de geïnitieerde steun voort te zetten.
In 1574 stuurde sultan Selim II een geheim agent die contact legde tussen de opkomende Nederlandse Republiek, de piraten van Algiers en de Morisco’s, de Spaanse moslims die na de verovering van islamitisch Spanje door de katholieken in 1492, geleidelijk gedwongen waren het christendom te belijden. Het plan was om verschillende delen van het Spaanse Rijk tegelijkertijd aan te vallen. In juli 1574 stuurde de sultan een grote vloot de Middellandse Zee in, die Tunis en La Goleta zou aanvallen. De Morisco’s zouden in opstand komen in Spanje. Tegelijkertijd vielen de Nederlanders de stad Leiden aan. De Nederlandse vrijheidsstrijders voerden Ottomaanse vlaggen op hun schepen, droegen zilveren halve manen met pro-Turkse leuzen en droegen zelfs Turkse snorren om de Spanjaarden te laten denken dat de gevreesde Turken helemaal naar het noorden waren gekomen. Het plan was succesvol. De sultan veroverde Tunis en La Goleta, en de Nederlandse opstandelingen versloegen de Spanjaarden in het Leidens Ontzet.
In 1588 beantwoorde Sultan Murat III de roep om hulp van de Engelse koningin Elisabeth I om Engeland te beschermen tegen de aanval van de Spaanse Armada, de enorme vloot die voorgoed de opstand van Engeland en Nederland moest neerslaan. De vloot van Murat III verrichtte manoeuvres in de Middellandse Zee, waardoor deze halveerde voordat ze de Middellandse Zee kon verlaten. De verzwakte Armada kon vervolgens door de Engelse vloot en Gods hulp in de vorm van weersomstandigheden worden verslagen.

Zelfs nadat er in 1609 een verdrag was getekend tussen de Nederlanden en Spanje, vond er een onderhandeling plaats tussen prins Maurits, de opvolger van Willem van Oranje, en Al-Hajari, de ambassadeur van Marokko. Er werd besproken hoe Marokko, Nederland en de Ottomaanse sultan Ahmed I gezamenlijk Spanje konden aanvallen en heroveren voor de moslims. Koning Filips III van het Spaanse Rijk verwijst naar deze pogingen tot militaire alliantie tussen de Morisco’s, de Ottomanen, de Nederlanders en de Engelsen in zijn Edict van de Verdrijving van de Morisco’s uit 1609. In 1612 zou de Nederlandse Republiek al een ambassadeur krijgen in Istanbul, waarmee het Ottomaanse Rijk de soevereiniteit van de Republiek al erkende voor de internationale erkenning in 1648.
De samenwerking tussen de Nederlanden en het Ottomaanse Rijk had een enorme impact op de geschiedenis van Europa. Het droeg bij aan de onafhankelijkheid van de Nederlandse Republiek en verzwakte het Spaanse Rijk. De dreiging die van de samenwerking uit ging speelde mee in de tragische verdrijving van de laatste moslims en joden van het Spaanse schiereiland, met grote demografische gevolgen voor Europa. De vestiging van godsdienstvrijheid in de Nederlandse Republiek beschermde de protestanten en de Reformatie. Het maakte het ook mogelijk dat verdreven joden uit Andalusië zich vestigden in de Nederlanden, met economische en culturele verrijking tot gevolg.